Ik was bezig met het ophalen van het GFT afval toen ik iemand om hulp hoorde roepen.

“Help ik ben gevallen ik ben hier, help me dan , hoort iemand mij ik ben gevallen”.

Daar ik op de begane grond was , was het heel moeilijk te bepalen waar het hulp geroep vandaan kwam.

Dus ik ren het trappenhuis in, naar de  eerste etage en hoor weer die mevrouw roepen, maar kon nog steeds niet plaatsen waar.

“Mevrouw waar ligt u dan?", riep ik.

“Ja eh ik lig voor mijn voordeur help me dan toch!”, schreeuwde ze terug.

Na de eerste etage rond gerend te hebben, weer het trappenhuis in, naar de tweede etage en met de kreet “Mevrouw ik kan u niet vinden!”, rende ik de tweede etage op.

“Ik lig hier bij mijn voordeur, je weet toch waar ik woon!”, reageerde ze geërgerd.

"Nou lekker hoor!", dacht ik, en hup de tweede etage in het rond, en nog die mevrouw niet gevonden!

Dan maar weer het trappenhuis in naar de volgende etage.

Op de derde etage aan gekomen, ik had haar even niet gehoord, riep ik maar weer ”Mevrouw waar ligt u?” Geen antwoord.

Ja dan krijg je het toch een beetje benauwd, dus ik de derde etage in het rond, en ja hoor daar lag ze op haar buik.

Toen ik haar zag herkende ik meteen met wie ik te doen had, deze mevrouw loopt namelijk altijd met een driepoot en was nog even wat in de vuilnisbak gaan gooien en dat kon wel zonder, met het openen van de vuilnisbak was ze voorover gevallen, en kon dus niet meer overeind.

“Zou u mij op willen tillen, want ik kan zelf niet meer overeind komen, huismeester?”.

"Heeft u niets gebroken?", vroeg ik eerst.

“Nee hoor, raap me nu maar op, doe je armen maar onder mijn oksels en til me maar op!”.

Ik mijn armen onder de oksels en haar opgetild, maar haar ene been die ze altijd mee moet slepen wou niet mee! Nou daar stond ik dan!

Gelukkig kwam er een man voorbij en die heeft voorzichtig haar benen naar voren gehaald, en hebben we haar naar binnen gedragen en op de stoel gezet.

Toen we haar neer gezet hadden zagen we bloed naast haar oog en een joekel van een knobbel daar onder, ”We zullen toch maar even uw huisarts bellen", zei ik tegen haar, "Wie is uw arts?”.

Nadat we dat gedaan hadden zei ze tegen mij, ”O ik moet naar de kapster want ik heb een afspraak, maar dat kan nu natuurlijk niet!”.

“Ach was ik maar dood, dan hoefde ik dit niet allemaal meer mee te maken!!!!”.

“Ach mevrouwtje zo moet u niet praten, want zo erg is het nou ook allemaal weer niet, ik ga wel even naar de kapster om te vertellen wat er aan de hand is en dan komt alles weer in orde!”.

Twee dagen later ben ik even bij haar langs geweest, de grote bobbel was aan het slinken maar haar hele linkerkant van haar gezicht was vanonder tot boven blauw, maar gelukkig was er niets kapot van binnen.

Weer een dag later liep ze langs mijn kantoortje en riep ”Van mij ben je nog niet af hoor Wijnand, want ik val nogal graag!”.

 

Groetjes,

De Oudjeswachter