Mijn wekelijkse klus op dinsdag is huisvuil ophalen.

Het is een simpele klus, maar je moet altijd opblijven letten.

Zakken die lek kunnen zijn en scherpe voorwerpen kunnen hebben.

Zo ook afgelopen dinsdag ben ik dus echt me rot geschrokken!

 

Het was mijn laatste ronde met ophalen, dat ik een vuilnis oppakte en in de kar zette dat ik ineens een prik bij mijn rechter pols voelde.

Gelukkig was mijn reactie goed, liet snel de zak los en mijn arm in opwaartse richting omhoog.

Toen ik naar de vuilniszak keek, stak er een glaspunt van zo een 5 centimeter uit de zak met nog meerdere kleine puntjes er omheen.

Onmiddellijk aangebeld om even te vertellen dat het op deze manier niet kan, maar er was niemand thuis.

Ik heb de kar niet geleegd om alsnog de betreffende persoon dit te laten zien, ik had het vermoeden dat ze even naar de winkel waren.

Na een half uurtje zag ik meneer naar de brievenbus lopen om zijn post op te halen en ik riep hem bij me.

“Ik wil u iets laten zien, waar ik niet zo blij mee ben!”, zei ik tegen hem.

Zonder te wachten dat hij vroeg waarom ging ik verder ”U hebt kapot glas in de vuilniszak gedaan en ik heb me bijna verwond daaraan!”

“ O ja, dat kan kloppen, maar ik heb het midden in de zak gelegd, zodat het niet naar buiten kon steken”, antwoordde hij.

Ik liet hem zien hoe de zak erbij lag met de glaspunt omhoog en liet hem ook het rode plekje op mijn pols zien dat vlak naast een ader zat.

Toen was het zijn beurt om te schrikken en begon meteen te stamelen en stotteren en vond het stom dat hij dat had gedaan.

“Als u voortaan kapot glas hebt, moet u het ergens in wikkelen of in een doosje doen en dan het liefst met een briefje erbij”, vertelde ik hem.

Hij bood dan ook zijn excuus aan en ik zei nog tegen hem, dat ik niet boos was maar wel erg geschrokken.

 

Tijdens mijn spreekuur kwam er een mannelijke bewoner bij mij, hij woont hier nog maar kort.

Als ik mensen voor het eerst tegenkomt kan ik het niet na laten om ze goed te observeren en dan meteen te proberen een beeld te vormen van ze.

Misschien een eigenaardige of eigenwijze tik van mezelf, maar goed het zit nu eenmaal in me!

Zo ook bij deze man.

Meneer had al snel het idee om heel “populair” te doen, door grapjes te maken die vooral hijzelf heel leuk vond en het dan ook nog eens aandikte met te zeggen ”Ja, dat had je niet verwacht he van een 86jarige man, ik weet best wel veel en heb humor joh!!!!”

Maar goed hij kwam bij me op het spreekuur en toen hij de deur binnenkwam kraaide hij het al uit “Ja jij daar, jou moet ik hebben! Jij gaat me redden, dat weet ik zeker!”

Hoe is het toch mogelijk dat sommige mensen je meteen het gevoel geven dat er een “orkaan” de kop op steekt, zo druk, lawaaierig en aanwezig tegelijk.

“Ik moet eens een heel hartig woordje met je spreken! Grote vriend!!!!!”, tetterde hij verder en daar was dat onbehaaglijke gevoel weer wat ik bij die man krijg.

“Toen ik hier kwam wonen was het een levensgevaarlijke situatie in dat huis waar ik nu woon! Al die draden die uit het plafond hingen, dat moet toch niet mogen!? Echt heel gevaarlijk!”

Ik begreep hem niet helemaal en vroeg “Welke draden bedoelt u?”

“Nou gewoon die draden uit het plafond waar de lampen hebben gehangen!” zei hij.

“ O, dat! Dat is bij elke woning die wordt opgeleverd aan een nieuwe bewoner/ster. De oude bewoner neemt zijn lampen mee en de nieuwe hangt ze weer op. Als je dan de lampen op gaat hangen dan even de stroom eraf halen, dat weet toch iedereen!? Een hele normale situatie bij een verhuizing”, vertelde ik hem.

“Nou vind je dat? 80% wat hier woont zijn onbeholpen vrouwen die daar allemaal geen verstand van hebben”, was zijn mening.

“Zo vind u dat?”, vroeg ik hem verbaasd.

“Ja dat is toch zo! Er wonen hier toch veel vrouwen en alleen, die zullen toch niet handig zijn en stomme dingen doen!”, opperde hij.

“Zo vind u dat?, was weer mijn reactie.

De lange magere, voor mijn gevoel 2 meter, meneer met zijn grote oren woont hier net een paar maanden en had zich al een heel beeld gevormd en zijn mening klaar.

Maar jammer voor hem, ik ben het totaal niet met hem eens!

Dus gaf ik tegengas, wat ik waarschijnlijk wel meer zal doen bij deze meneer.

“En weet u wat ik vind? Ik heb misschien niet de kennis die u hebt omdat ik 33 jaar jonger bent, maar na 5 jaar hier gewerkt te hebben heb ik een heel andere ervaring. De oudere dames die hier alleen wonen, zijn over het algemeen daadkrachtiger, doortastender, flinker en sterker dan menige alleenstaande mannen die hier wonen. Als de mannen alleen komen te staan kunnen ze bijna niet voor zichzelf zorgen , ze kunnen niet koken, weten niet wat ze met het huishouden aan moeten en piepen het hardst hoe ze nu verder moeten. En voelen zich heel, heel erg zielig!”, zo dat was eruit.

Natuurlijk heb ik het ook wat aangedikt, maar er is wel veel van waar.

En natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen zowel de mannelijke als de vrouwelijke kant op.

Maar wat ik ook had kunnen weten, dat ik dit net zo goed tegen een lantaarnpaal had kunnen zeggen, want meneer zat in zijn eigen wereld en verhaal, hij reageerde niet eens.

“Nou en ik kan het weten hoor, heb jaren lang in een centrale gewerkt en met hoge voltage in aanraking geweest!”, praatte hij verder.

Even twijfelde ik, maar toen dacht “wat kan mij het schelen!” en zei tegen hem ”Goh meneer dat u dan niet zwart ziet!!!???”.

“Huh. He!? Hoezo? Wat bedoel je nou?”, reageerde hij verbaasd.

“Ik ben ook wel eens grappig hoor, soms heb ik een humor, meneer!!!”, zei ik lachend.

Meneer was er niet zo over gecharmeerd ”Daar moet je geen grapjes over maken, je bent zo maar dood hoor! Kijk voor mij maakt het niet meer uit, ik heb toch longkanker. Dat komt door het asbest waar ik in gewerkt hebt en ik ben tenslotte 86, dus heb niets te klagen”.

????

Het kan aan mij liggen, maar het verband van het verhaal was ik even helemaal kwijt en eigenlijk werd ik de man een beetje zat, maar hoe kom je van zo een figuur af.

Gelukkig hees hij zijn lange lijf al van de stoel en zei ”Ja goede vriend (brrrt), we komen er nog wel op terug op een andere keer”.

Ik had de neiging om te vragen “Waar komen we op terug?”, maar hield wijselijk mijn mond.

Want voor dat je het weet gaat hij weer zitten en daar zat ik niet op te wachten.

 

Groetjes, de Oudjeswachter.